Organisatiefilosofie is filosofie over organisatie(s). Maar wat is dat dan, een organisatie? Is dat een ding, een gedachte, een construct?

Het woord Organisatiefilosofie is, zo zul je begrijpen, samengesteld uit twee delen: organisatie en filosofie. Je zou met enige creativiteit nog wel meer delen kunnen ontwaren in het woord, zoals orga, filos, nisa en sofie, maar deze worden over het algemeen niet herkend en erkend als zelfstandige woorden en hier dus maar even buiten beschouwing gelaten. Organisatiefilosofie gaat vooral, maar niet uitsluitend, over organisatie én over filosofie.

De verhouding tussen beide delen is daarmee echter nog niet bepaald. Organisatiefilosofie zou bijvoorbeeld kunnen gaan over de filosofie van de organisatie (zoals de mission statement of bedrijfsfilosofie), maar ook over de filosofie van organisatie (of organiseren, om het verschil met de eerste mogelijkheid duidelijk te maken). Maar daarmee zijn de mogelijkheden nog niet uitgeput: een derde en vierde mogelijkheid is dat het zou gaan om filosoferen over de organisatie (bijvoorbeeld over KLM) dan wel organisatie (organiseren). Een laatste, weliswaar wat minder voor de hand liggende mogelijkheid, is dat het gaat om de organisatie van de filosofie, bijvoorbeeld op een faculteit aan een universiteit.

Wat zal het zijn?

Het makkelijkste en meest eerlijke antwoord is dat het overal over kan gaan, afhankelijk van de deelnemers aan het gesprek en de setting waarin dit plaatsvindt. Als er bijvoorbeeld in een organisatie behoefte is aan een mooie, gedragen bedrijfsfilosofie en er wordt een team opgetuigd dat die mag bedenken, dan betekent organisatiefilosofie in die setting precies dat: het bedenken van een organisatiefilosofie. Het is de vraag natuurlijk of daar een leergang of training voor nodig is; zinvoller lijkt het om een rondgang te maken langs diverse collega’s en samen eens te kijken wat er zoal leeft in de organisatie. Waar komen mensen hun bed voor uit? Welke bijdrage willen ze graag leveren aan het grotere geheel? Waar is de organisatie bij uitstek goed in?

Het gevaar dat bij dit soort exercities altijd dreigt is dat die bedrijfsfilosofie (ook wel de bedoeling van de organisatie genoemd) nogal platgeslagen wordt, dat er allerlei politieke spelletjes doorheen spelen en dat er uiteindelijk iets uitkomt waar niemand zich nog in herkent. De bekende mission statement op de corporate website. Vraag maar eens in een organisatie waar je toevallig op bezoek bent naar de bedrijfsfilosofie. De kans is groot dat negen van de tien mensen die je aanspreekt geen idee heeft waar je het over heeft.

Is dat herkenbaar?

Als je dergelijke vraagtekens ook wel eens plaatst bij een organisatieproces, dan kom je al enigszins in de buurt van de filosofie (of eigenlijk beter: filosoferen). De filosofie of het filosoferen is ooit begonnen toen een aantal mensen vragen ging stellen bij de dingen die iedereen voor vanzelfsprekend hield. In die tijd (voor zover bekend zo’n 500 voor Christus) waren dat vooral verhalen over goden en hoe zij het wel en wee op de wereld bepaalden. Zo vond er op 28 mei 585 voor Christus een veldslag plaats tussen de Meden en de Lydiërs bij de rivier de Halys. ‘Net toen de strijd begon te ontbranden,’ zo schrijft de Griekse geschiedschrijver Herodotus, ‘veranderde de dag plotseling in de nacht. Deze gebeurtenis was voorspeld door Thales, de Miletiër, die de Ioniërs ervoor had gewaarschuwd, en het exacte jaar had aangegeven. Toen de Meden en de Lydiërs de verandering opmerkten, stopten ze onmiddellijk met vechten, en waren ze erop gebrand om vrede te sluiten.’

De verklaring die de strijdende partijen voor deze zonsverduistering (want dat was het natuurlijk) gaven, was dat de goden wel boos zouden zijn over hun jarenlange strijd. Alleen Thales van Milete wist wel beter: de maan stond gewoon tussen de zon en de aarde. Daarmee gaf hij een natuurlijke, in plaats van een mythische verklaring voor dit natuurverschijnsel. En vandaar dat veel filosofieboekjes de slag bij Halys kiezen als de officiële geboortedag van de filosofie.

Dus hoe zit het met de mythische verklaringen in organisaties? Is daar nog wat werk te verzetten voor de filosofie?

Op het oog lijken wij allemaal hele rationele mensen die zich niet laten leiden door bovennatuurlijke krachten maar door cijfers en goed onderbouwde keuzes. Maar ondertussen praten we over organisaties alsof het dingen zijn met een eigen wil. We hebben het over ceo’s die geheel eigenhandig een organisatie waar 100.000 mensen werken kunnen veranderen van een noodlijdend bedrijf in een bloeiende onderneming (of andersom). We huren duurbetaalde consultants in (de magiërs van onze tijd) om afdelingen te reorganiseren, lean te maken of de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Dus zo rationeel is het allemaal niet, wat daar gebeurt, in de organisatie.

De organisatiefilosoof stelt vragen bij dingen die de meesten van ons als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. Bijvoorbeeld dat een bedrijf winst moet maken, dat er een hiërarchie is in organisaties en dat de leiding de richting en kaders aangeeft, waarop de uitvoerders wat zij hebben bedacht dienen uit te voeren. Daarom heten het tenslotte uitvoerders en leidinggevenden. Maar stel nou eens dat je ze gewoon mensen zou noemen, die een bijdrage leveren aan een groter geheel?

Krijg je dan niet meteen al een ander beeld?

De organisatiefilosoof is (onder andere) gevoelig voor taal. Want taal bepaalt voor een belangrijk deel hoe we kijken. Neem een schijnbaar onschuldig woord als ‘de werkvloer’. Dat is iets daar beneden. En neem aan de andere kant de term ‘de top’ van de organisatie: dat zal dan wel daar boven zijn. Hoog-laag: de hiërarchie is al bepaald. Maar wat nou als je die zou omdraaien: hoog wordt laag (de top wordt de werkvloer) en laag wordt hoog (de werkvloer wordt de top). Dat zijn de mensen die het échte werk doen, zoals verpleegkundigen, onderwijzers, vuilnisophalers, kleuterjuffen, bakkers, loodgieters, treinconducteur et cetera. En als ze nou eens goed ondersteund zouden worden in dat werk door de organisatie, dat wil zeggen door managers, beleidsmedewerkers en ander voetvolk, dan zou de wereld er al heel anders uitzien.

De organisatiefilosoof speelt dus met taal. Ook speelt zij met denkbeelden. Een prachtig woord, denk-beelden. Het drukt uit dat wij veelal denken in beelden. Als we het bijvoorbeeld over de organisatie hebben, dan zie je het bijna voor je. Een vraag die een organisatiefilosoof dan zou kunnen stellen, is:

Wat zie je voor je als je aan de organisatie denkt?

Zie je een harkje voor je? Een ouderwetse fabriek met een rokende schoorsteen? Een groep mensen? Een kantoortuin?

In het boek Beelden van organisatie van Gareth Morgan worden meerdere beelden van organisatie geschetst, zoals de metafoor van de machine, van het levende organisme, van het systeem, van de familie et cetera. En het interessante van deze metaforen is dat ze ons denken en ons gedrag sterk beïnvloeden. Als je de organisatie bijvoorbeeld als een machine beschouwt, dan zul je wellicht de mensen in die organisatie als een radertje zien en behandelen (misschien niet bewust, maar onbewust). En als je het als een systeem ziet, dan zou je de neiging kunnen hebben om aan knoppen te willen draaien zodat er wat verandert ten goede.

Het andere punt dat we bij deze beelden van organisatie kunnen maken, is dat geen van deze metaforen meer waar zijn dan andere. Organisaties zijn geen systemen of machines, je kunt ze hooguit vergelijken met systemen of machines. En zoals altijd gaat ook deze vergelijking op sommige punten mank (ps: zie je het voor je, een manke vergelijking?). De werkelijkheid is niet te reduceren tot een model of metafoor, zij is altijd veel diverser en veelzijdiger dan dat.

Wat de organisatiefilosoof onder andere probeert te doen, is die diversiteit te laten zien en ons te bevrijden van onze neiging om de werkelijkheid te reduceren tot één of enkele beelden of waarheden. Dit kan vooral van waarde zijn wanneer we vastlopen in die beelden en waarheden en dus in ons denken. Dit geldt voor veel problemen die in de organisatie voortdurend de kop opsteken, waaronder de hoge werkdruk, communicatieproblemen tussen afdelingen, ongemotiveerd personeel (‘ik doe zo mijn best, maar zij willen niet’) en ga zo maar door.

Herkenbaar?

Vooral problemen waar je als probleemhebber al van alles bij hebt geprobeerd lenen zich uitstekend voor een filosofische exercitie. Dit zijn de bekende ‘ja, maar’-problemen: je vraagt een collega, vriend of coach om advies, maar wat deze persoon je ook adviseert, je blijft maar antwoorden met ‘ja, maar’… Ja, maar dat kan niet. Ja, maar dat heb ik al geprobeerd. Ja, maar zij willen niet. Ja, maar daar ik helemaal geen tijd voor. Dat is een teken dat je wel eens last zou kunnen hebben van een hardnekkig probleem waarbij nog meer advies je niet verder helpt. Dan zou je eens kunnen onderzoeken of de manier waarop je over het probleem denkt, je meer ruimte biedt.

Denken over denken: dat is waar filosofie over gaat. Hoe denken we eigenlijk over werkdruk? Wat is dat, werk? Wat is druk? We zijn allemaal druk, maar waarmee eigenlijk? Druk zijn is eigenlijk ook wel fijn, want stel je voor dat je niets te doen hebt. Wees blij dat je het druk hebt; er zijn genoeg mensen die werkeloos thuis op de bank zitten.

Dat is, zou je kunnen zeggen, organisatiefilosofie.

Maar als je goed hebt opgelet, weet je inmiddels dat dit slechts een mogelijke beschrijving is van organisatiefilosofie en dat er ook andere mogelijk zijn.

Dit artikel verscheen eerder op de site van de Academie voor Verwondering.

Ben je geïnteresseerd in organisatiefilosofie? Bekijk hier ons aanbod.