Mij werd gevraagd een artikel te schrijven voor een boek over de binnenkant van de organisatiecoach. Dat zou suggereren dat er een binnenkant is, en dat die interessant genoeg is om er een heel boek over te schrijven.
Om met de eerste vraag te beginnen: waarschijnlijk is die binnenkant er wel. Ik merk in elk geval bij mezelf soms gedachten op die zich voor mijn gevoel afspelen aan wat je de binnenkant van mij (in mijn hoofd?) zou kunnen noemen. Hoewel dat nogal een vaag gevoel is, moet ik eerlijk toegeven, maar er gebeurt wel wat, in dat hoofd, denk ik (wat op zich al een aardige indicatie zou kunnen zijn, dat ‘denk ik’). Net als trouwens in mijn darmen, die vaak een duidelijker gevoel van activiteit geven dan mijn hoofd. Maar dat terzijde.
Sterker nog: ik denk de hele dag. Ik heet dan ook Ben. Ik denk dus ik Ben. Behalve als ik slaap, dan merk ik niet dat ik denk. Maar het zou best kunnen dat dat denken dan gewoon doorgaat. Ik slaap dus ik Ben. Ik snurk dus ik Ben vervelend. Ik droom dus ik Ben een god in mijn gedachten.
Dus er gebeurt wel wat, daar in die bovenkamer, dat valt moeilijk te ontkennen.
De bovenkamer
Interessant woord trouwens, ‘bovenkamer’. Het zou kunnen suggereren dat er ook nog zoiets als een onderkamer is, een middenkamer, een kelderkamer, een zijkamer… Maar daar hebben we het nooit over. Waarom eigenlijk niet? Is dat een van die hiërarchieën die wij onbewust (zonder er over na te denken) aanbrengen? Net zoiets als de boardroom en de werkvloer? We hebben het zelden over de workroom en de bestuursvloer.
Let ook op het gebruik van woorden uit een vreemde taal (hoewel, zo vreemd is die inmiddels niet meer).
Maar de upper-room dus, en wat daar allemaal gebeurt. En dan niet zomaar een bovenkamer, nee, de bovenkamer van de organisatiecoach. Wat is dat dan eigenlijk, een organisatiecoach? Ik ken wel een voetbalcoach, meestal een wat oudere, beetje morsige man in een regenjas die uren over voetbal kan praten zonder dat je begrijpt waar ie het over heeft. ‘Als hun de bal hebben, ken jij niet scoren.’ Nee, da’s logisch, dat begrijpt een kind van drie. Maar waarom moet je daar dan uren over praten? Ga lekker een potje voetballen, zou ik zeggen, en val mij er verder niet mee lastig.
Uren praten
Is dat ook zo met de organisatiecoach? Dat hij of zij uren kan praten over organisaties zonder dat je een idee hebt waar hij of zij het over heeft? Of dat hij of zij juist alleen maar open deuren intrapt? ‘Als hun (op de working floor) niet willen meewerken, ken jij als board member niet scoren.’ Ook dat is logisch. En dus verzint de organisatiecoach een list om ze mee te krijgen. Motiveren heet dat. Daar kun je wel druk mee zijn, zeg maar. Uren kun je erover praten. En laat de organisatiecoach zich nou net per uur laten betalen. Slim businessmodel, wel. Slim bedacht, daar in die bovenkamer, van die organisatiecoach. Ik kan me voorstellen dat het interessant is om erachter te komen hoe hij of zij dat doet.
Maar om daar nou een heel boek over te schrijven… Is dat wel zo interessant voor een gemiddelde lezer? Of is het boek niet bedoeld voor de gemiddelde lezer? Is het boek er vooral voor de collega organisatiecoaches, om te laten zien dat er heus wel wat zit, daar aan die binnenkant van de organisatiecoach? Wie schrijft die blijft. Ik schrijf dus ik Ben.
Dat is natuurlijk fijn om te weten. Maar helpt het ons ook verder? Word je er wijzer van als je beschrijft wat er aan de binnenkant van de organisatiecoach gebeurt? Wordt de klant daar wijzer van?
Betekenis ontstaat uit interactie
Van George Herbert Mead hebben we geleerd dat betekenis ontstaat (emergeert) uit het interactieproces (uit the conversation of gestures, of social act) tussen twee of meer mensen. Iemand doet iets, zegt iets, een ander reageert daarop en als het gedrag van nummer één overeenkomt met zijn eerste gebaar, dan heeft het betekenis. In dit interactieproces wordt niet alleen de betekenis gevormd van de gebaren zelf, maar ook het zelf oftewel de identiteit van de actoren.
Ingewikkelde kost, ik geef het toe. Daar moet je je bovenkamer flink voor aanzetten. Waarschijnlijk is het daarom ook nooit goed doorgedrongen tot de bovenkamers van de organisatiecoaches (noch tot die van heel veel andere slimme mensen, overigens, dus zo erg is dat nou ook weer niet). Maar het is wel een gemiste kans, omdat het een heel ander begrip van betekenis geeft dan we gewend zijn.
Daarom nog een poging, maar dan andersom geformuleerd:
Betekenis is geen pakketje informatie dat je in je hoofd hebt en door middel van taal kunt overbrengen op een ander; betekenis ontstaat in het interactieproces tussen twee of meer mensen. En geen van deze mensen heeft controle op de betekenis die ontstaat.
(Zou dat ook de diepere betekenis zijn van die beroemde uitspraak van die voetbalfilosoof Johan Cruyff, denk ik nu opeens: ‘Als ik had gewild dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd’? Maar ook dat terzijde.)
Dus persoon A zegt wat (een gebaar). Persoon B hoort wat keelklanken en interpreteert dit in zijn of haar bovenkamer (of misschien wel in zijn of haar darmen, weet ik veel). Vervolgens zegt persoon B iets terug (of hij laat zijn buik spreken). Of wat ook kan: persoon B zegt helemaal niets, reageert niet. Persoon A denkt: huh? Waarom zegt hij niets? En het is deze reactie (van A) die de sociale handeling compleet maakt en betekenis geeft aan het eerste gebaar. Daar zijn dus minimaal twee mensen voor nodig.
Bovendien vormt zich in deze sociale handeling ook de identiteit van de actoren, bijvoorbeeld die van organisatiecoach en klant. Zij ontstaan uit de sociale handelingen die zij met elkaar verrichten. En dus als de klant zich in zijn reactie niet gedraagt als klant, maar als coach, dan verschuiven de identiteiten van coach en klant (wie coacht dan wie?).
Fuck de gedachten van de organisatiecoach
Dat betekent dus ook dat het niet zoveel uitmaakt wat er in de bovenkamer van coach (of van de klant) gebeurt: het gaat uiteindelijk om het gedrag dat zij vertonen. Want daarin is de betekenis waar te nemen die zij aan hun eigen gedachten en aan de gebaren van anderen geven. En naar de betekenis in de bovenkamer van klant of coach is het slechts raden. Misschien gebeurt daar wel helemaal niets. Maar eigenlijk doet dat er niet toe.
Dus fuck de gedachten van de organisatiecoach. Val de klant daar niet mee lastig. En fuck ook de gedachten van de klant. Die kun je als coach helemaal niet kennen. Het enige dat je kunt doen is de keelklanken waarnemen en daar zelf bepaalde gedachten bij ontwikkelen. Maar dat zijn dan jouw gedachten. Die zou je kunnen uitspreken, maar alleen maar als jouw gedachten. Misschien heeft de klant er wel wat aan. Zo niet, ook goed.
Mail van de redactie:
Wat een leuk stuk. En helemaal in lijn met wat we beogen te beschrijven. Want aan de binnenkant hebben de meeste mensen ook hersens zitten.
Zoals je het nu formuleert plaats je jezelf wel buiten de auteursgroep van organisatiecoaches en organisatieontwikkelaars. Dan is het meer een voorwoord OP het boek dan een mogelijk hoofdstuk IN het boek. Kan natuurlijk.
Maar zou je als organisatiefilosoof wellicht ook IN het boek willen?
Lijkt mij een interessant perspectief om te starten vanuit: je kunt een organisatie helemaal niet ontwikkelen.
Hooguit van buitenaf wat ‘perturbations’ bewerkstelligen, die mogelijk van invloed zijn op de sensemaking daar (met een niet te voorspellen effect).
Kan ik je ook verleiden tot zo’n soort bijdrage?
Nou ben ik de beroerdste niet, en makkelijk te verleiden bovendien. Een van de interessante dingen van organisatietaal is dat het vaak verleidt tot doen, tot actief bezig zijn, tot meedenken en verstandig zijn. Doe nou maar gewoon (dan doe je al gek genoeg). Je wilt je als organisatiecoach (of -ontwikkelaar, ook een interessante term) wel graag serieus genomen voelen, en dus gebruik je bepaalde woorden (werkvloer, governance, organisatieontwikkeling) om indruk te maken. De indruk dat je weet waar je het over hebt, en dat mensen kunnen vertrouwen op je expertise en ontwikkelkunde. Ook dat heeft met die identiteit te maken, die zich dus vormt in de gesprekken tussen mensen, maar ook in de gesprekken die wij voortdurend met onszelf voeren (ben ik wel goed genoeg? Zouden ze me doorhebben? Wat vinden ze eigenlijk van mij?).
Binnen en buiten
Wat verder opvalt in de reactie van de redactie (fijne alliteratie) is dat hier kennelijk ook meerdere ‘binnens’ en ‘buitens’ zijn:
- binnen en buiten de auteursgroep;
- een voorwoord OP het boek (dat is blijkbaar buiten) of een hoofdstuk IN het boek;
- van buiten af ‘perturbations’ (even opgezocht: dat zijn verstoringen) bewerkstelligen, zodat er binnen in de organisatie wat gebeurt.
Maar wie zegt er dat er een binnen en een buiten de organisatie is? En dat de organisatiecoach of -ontwikkelaar van buitenaf verstoringen kan veroorzaken die binnenin gevolgen heeft?
Er is alleen maar interactie
Als we nog even naar Mead kijken en hoe betekenis ontstaat (emergeert) uit de ‘conversatie van gebaren’ tussen mensen waarin tevens de betekenis (de identiteit) van deze mensen ontstaat, zou je ook de betekenis van de organisatie (hetgeen duidelijk niet een ding is of een optelsom van individuele mensen, maar een abstract concept ofwel een sociaal object) kunnen zien als iets dat ontstaat in de interactie tussen mensen. Anders gezegd: de organisatie wordt gevormd door de interacties tussen mensen, terwijl deze mensen op hun beurt worden gevormd door wat er ontstaat, de organisatie, oftewel door de interacties tussen hen. Daarbij is er geen binnen of buiten, alleen maar interactie waar je in meer of mindere mate bij betrokken bent en waar je in meer of mindere mate vorm aan geeft.
Als organisatiecoach of organisatieontwikkelaar participeer je net zo goed in die interacties, ook als je denkt dat je van buitenaf alleen maar wat ‘perturbations’ veroorzaakt. Er is geen verschil met iemand ‘in’ de organisatie die hetzelfde doet, want elke actie en interactie zorgt voor verstoringen van het bestaande.
Ik hoop natuurlijk dat ik met deze verstoring van buiten de auteursgroep (wat dus eigenlijk net zo goed als van binnenuit kan worden gezien) mezelf een plekje IN het boek heb weten te verwerven en dat dit artikel bovendien een ‘perturbation’ bewerkstelligt in de bovenkamer (de binnenkamer) van de lezer. Ik ben benieuwd welke betekenis die er dan vervolgens aan geeft.
Ben Kuiken is organisatiefilosoof en schrijver van diverse boeken, waaronder De laatste manager, Fuck de Regels, De Zinmakers, De Organisatiefilosoof en Het Grote Fröbelboek voor Adviseurs. Hij werkt momenteel aan een promotieonderzoek naar sensemaking.
Nawoord: het boek over De Binnenkant van de Organisatiecoach is inmiddels verschenen, met als ondertitel: Alles wat we beleven als adviseurs maar niet durven te vertellen.
Geef een reactie