Anders kijken en anders denken

Zelfsturing, eh zelforganisatie

Er wordt een hoop zin en on-zin over organisaties geroepen. In een serie van de organisatiefilosoof zet ik een aantal mis-verstanden voor je op een rij. En als je het over een mis-verstand hebt, dan geldt dat zeker voor de begrippen zelfsturing en zelforganisatie.

Ik wilde eigenlijk in de tweede bijdrage van deze serie voortbouwen op de mythe van organisatie en het hebben over de doelen van die organisatie. Maar ik word de laatste tijd zo vaak geconfronteerd met een ander misverstand dat ik het niet kon laten om het daar nu eerst over te hebben. Dat misverstand gaat over de begrippen zelfsturing en zelforganisatie en wat nou eigenlijk het verschil is.

Echt wat anders

Laatst nog; ik zat bij een zorgorganisatie ter voorbereiding van een interne workshop Nieuw Organiseren voorbij de hype en toen nam ik de woorden ‘zelfsturende teams’ in de mond. Op een enigszins vinnige toon kreeg ik vervolgens te horen dat ze dat woord niet meer gebruikten. Het was ‘zelforganisatie’, en dat was toch echt wat anders. Ja, dat klopt, dat is echt wat anders, dacht ik. Maar weet je zelf eigenlijk wel wat het verschil is? Ik heb maar niks gezegd.

Maar het liet me niet los. En ik hoor steeds vaker het woord zelforganisatie voorbijkomen waar, denk ik, zelfsturing wordt bedoeld. Kennelijk is zelfsturing zo besmet geraakt, door al die mislukte experimenten met zelfsturende teams, dat we andere woorden moeten gebruiken om nog serieus genomen te worden. Dat mag natuurlijk, lang leve (het creatief gebruik van) de taal, maar begrijpen we elkaar ook nog? Of bedoelen we allemaal wat anders, en praten we maar wat langs elkaar heen?

Laat ik daarom proberen uit te leggen wat ík versta onder zelforganisatie en zelfsturing, waarmee ik uiteraard niet pretendeer de wijsheid in pacht te hebben. Wellicht kun jij jouw interpretatie van de twee begrippen eraan scherpen of er een andere interpretatie naast zetten. Graag zelfs.

Zelforganisatie

Zelforganisatie is een natuurlijk verschijnsel, dat we in de natuur overal tegenkomen. Zoals bij de bekende voorbeelden als mieren, ganzen, maar ook kwallen, bomen, onze eigen hersencellen, kikkervisjes, Amerikaanse rivierkreeften en ga zo maar door. Overal waar leven is, is zelforganisatie. In de complexiteitstheorie noemen ze die mieren, cellen et cetera ook wel ‘agents’, die, zou je kunnen zeggen, ‘zichzelf organiseren’. Dat wil zeggen: ze gaan op zoek voedsel, zoeken een maatje om mee samen te werken of mee te paren en doen al die dingen die levende wezens nu eenmaal doen om te overleven en om als het enigszins kan zichzelf te overleven, dat wil zeggen zich voort te planten. Uiteraard zijn er in de natuur allerlei interessante uitzonderingsfiguren, maar dat is de hoofdzakelijk waar het om draait in het leven: zelf over-leven en jezelf over-leven (waarvoor het eerste dan wel een voorwaarde is).

Ook mensen zijn voortdurend zelf-organiserend bezig. Ze proberen zich staande te houden in een chaotische, vaak vijandige wereld en zich voort te planten. Nu is het bijzondere aan de mens dat hij zich allerlei ideeën vormt over dat leven en zich voortdurend afvraagt of dat nou niet handiger, slimmer, efficiënter of beter kan. Zo heeft hij voor zichzelf onder meer de mogelijkheid gecreëerd om zichzelf te overleven door een boek te schrijven of een ander kunstwerk te produceren, iets wat een mier nou nooit zou hebben bedacht. Waarom zou je je tenslotte druk maken over de toekomst als je hier en nu een prima leventje hebt als mier? Maar dat is aan de mens niet besteedt: die maakt zich graag druk over de dag van morgen en hoe dingen nog beter kunnen dan gisteren.

Zelfsturing

En daar komt ook zelfsturing in beeld. Want zoals gezegd zijn mensen over het algemeen lekker zelf-organiserend bezig en doen ze dat meestal ook op hun werk. Ze doen gewoon hun werk. En dat is maar goed ook, want als ze continu zouden wachten op instructies van bijvoorbeeld een manager, dan zou er weinig tot stand komen. Dus gaan politieagenten uit zichzelf boeven vangen, dokters voor patiënten zorgen en vrachtwagenchauffeurs goederen vervoeren. Dat doen ze redelijk zelfstandig en meestal proberen ze dat ook uit zichzelf zo slim en goed mogelijk te doen. Zelfs mensen die de hele dag aan de lopende band staan denken nog na over of het niet anders kan, slimmer, efficiënter, en met minder moeite.

Maar toch is dat niet helemaal de bedoeling. Het is niet de bedoeling dat laaggeschoolde arbeiders, maar eigenlijk elke ‘gewone’ medewerker, na gaat denken over hoe het werk beter, slimmer, effectiever kan. Dat kunnen ze namelijk helemaal niet. Althans, dat is het beeld dat aan het begin van de twintigste eeuw ontstond door organisatie-des-kundigen als Frederick Taylor, de uitvinder van het scientific management en daarmee van de functie van de manager. Die manager had volgens Taylor tot voornaamste taak om het werk van de laaggeschoolde en ‘mentaal trage’ krachten, zoals hij ze noemt, uitvoerig te plannen en te controleren en hen duidelijke instructies te geven wat ze wanneer moeten doen en hoe ze dat moeten doen. Of, anders gezegd: om die werknemers te sturen. Uit zichzelf doen ze namelijk het liefst zo min mogelijk, dus moet je hun gedrag in de juiste richting sturen door ze een wortel voor te houden of desnoods door te dreigen met de stok.

Grip op de organisatie

En hoewel je managers en bestuurders tegenwoordig zelden nog hoort zeggen dat hij of zij met ‘mentaal trage krachten’ te maken heeft, is de basisgedachte van Taylor in al die tijd redelijk overeind gebleven. Er moet toch iemand zijn die de richting aangeeft?, opperen ze dan. Of: wij gaan over het ‘wat’, jullie gaan over het ‘hoe’. Goed? Dat klinkt allemaal mooi, maar ondertussen houden bestuurders en managers het stuur stevig in handen. Alleen in de mate waarin ze dat doen en de manier waarop (van totale top-down controle en micro-management tot zelfsturende of resultaat verantwoordelijke teams) zit nog enige variatie.

Samenvattend zou je dus kunnen zeggen dat zelforganisatie een natuurlijk proces is dat altijd en overal plaatsvindt, terwijl zelfsturing het besturingssysteem is waarmee bestuurders en managers (de bazen) grip proberen te krijgen op de organisatie, dat wil zeggen op die zichzelf organiserende processen. En of je nou een top down aansturing hebt van de organisatie of zelfsturende teams, die zelforganisatie vindt toch wel plaats. Ondanks de organisatie, dat wil zeggen ondanks het besturingssysteem.

Om dit verschil nog duidelijk te illustreren een laatste voorbeeld:

Een bestuurder vindt het belangrijk dat de klant netjes te woord wordt gestaan. En dus vaardigt zij een regel uit dat de klant koning is en dat die met ‘u’ dient te worden aangesproken. Of ze organiseert een hei-dag waarop dit thema wordt besproken en waarbij ze haar medewerkers probeert te motiveren om die klant netjes te woord te staan. Maar of dit ook het gewenste effect heeft, is ook voor de bestuurder afwachten. Als die medewerkers het een onzin-regel vinden en ze kunnen ermee wegkomen, zullen ze hem waarschijnlijk aan hun laars lappen en overgaan tot de orde van de dag. Daar zijn ze namelijk zelf-organiserend genoeg voor.

Een interessante vraag (misschien wel de one-million-dollar-question) voor managers en bestuurders is dan natuurlijk hoe het gedrag van medewerkers dan wel beïnvloedt. Een goed onderwerp voor een volgende blog. Of misschien heb jij daar ideeën over; post ze in de reacties.

In november verschijnt mijn nieuwe boek: De Organisatiefilosoof. Hierover geef ik lezingen en trainingen. Van 15 november tot 15 december ga ik on tour. Meer weten? Stuur een mail.

3 reacties

  1. L.J. Lekkerkerk (Hans)

    Boeiend, maar soms ben ik wel eens jaloers op beta’s die gewoon één wereldwijd gebruikte definitie hebben voor hun objecten (elektron, Hiigg’s deeltje enz.).
    Als we het over organisaties hebben en onderscheid proberen te maken tussen zelfsturing en zelforganisatie, dan kan je m.i. het beste (lees: eenduidigst) bij good-old Ashby (1956) aansluiten.
    Beetje kort door de bocht:
    Het primaire proces van de organisatie vraagt om operationeel regelen om met alle verstoringen om te gaan (het dagelijks gedoe waar regelneven en brandjesblussers mee druk zijn) om toch de gestelde doelen te halen en de bedoeling te realiseren. Doelen stellen heet strategisch regelen. De omgeving verandert (sociale, technologische ontwikkeling) en dat vraagt om doorvoeren van veranderingen en innovaties: regulation by design in Ashby’s termen. Ook nieuwe doelen vragen ‘herontwerp’. Dus:
    strategisch regelen stelt doelen,
    reg. by design past de organisatie daarop aan
    operationeel regelen zorgt dat
    het primaire proces zo goed mogelijk werkt en doelen realiseert.
    Een organisatie als geheel is altijd zelforganiserend d.m.v. reg. by design en zelfsturend (doelen stellen en operationeel bijsturen bij problemen).
    Vervolgens is de vraag: mogen de onderdelen (via divisies, business units, tot de teams op de vloer) zelforganiseren en zelfsturen? Dat moet in ieder geval binnen de grenzen van het grotere deel zijn (divisie stelt grenzen aan wat BU’s mogen).
    Op niveau van teams:
    zelfsturen: team mag operationeel regelen (en daar hoort het ‘kaizen’, continu kleine verbeterstapjes binnen team zetten bij). Bij invoering een groepsleider voor alle regeltaken die dat dan in teamontwikkeltraject overdraagt aan geschikte teamleden.
    zelforganiseren: team mag behalve operationeel regelen ook reg by design doen; vernieuwde diensten, producten en werkwijzen voor de klanten van het team bedenken en invoeren.
    Structuurconditie:
    De teams op de vloer moeten hun orders zelfstandig leveren, zonder afhankelijk te zijn van bijdragen van diverse andere teams (in het proces, sequentieel of ondersteunende staf-groepen). Die autonomie is een structuurontwerpkeuze. teveel afhankelijkheden betekent dat elk rukje aan het zelfstuur moet worden afgestemd met teams die voor of na in het proces iets moeten doen. Dan wordt het veel te tijdrovend en zegt men ‘doe ons maar weer een groepsleider voor dit gedoe’.

    • Ben Kuiken

      Dank voor je snelle reactie, Hans, dat schreeuwt om een tegenreactie:
      – ik kan me voorstellen dat beta’s wel eens jaloers op alfa’s kunnen zijn omdat wij zo lekker creatief met taal kunnen spelen.
      – alles wat je beschrijft zit voor mij nog vooral op het niveau van sturing. Op het moment dat je het over doelen hebt en de organisatie, het primaire doel en teams etc., dan is er feitelijk sprake van een vorm van sturing. Doelen bijvoorbeeld sturen, de mythe van organisatie stuurt (ons denken), primair en secundair stuurt.
      – Zelforganisatie heeft dat niet nodig, dat gaat vanzelf. Op het moment dat er een ramp plaatsvindt en alle sturing valt weg, gaan mensen (zich)-zelf organiseren: ze gaan elkaar helpen, ze zoeken water, voedsel etc.. Tot het moment dat de hulpverleners komen, want die gaat die processen weer proberen te sturen en in goed banen leiden.
      – en eens: zelfsturing is ook gedoe. Soms is het heel fijn als er iemand is die de shit opruimt en dingen voor je regelt.
      Leuk toch, spelen met taal!?

      • L.J. Lekkerkerk (Hans)

        Ja heerlijk die woordspelletjes. Eens dat strategisch regelen, regulation by design en operationeel regelen vormen van (be)sturing of regelen zijn.
        Je kan zelforganisatie zoals jij doet voor natuurlijke of spontane vormen van werkverdeling en coordinatie reserveren.
        Dan blijft er misschien toch behoefte aan een woord dat aanduidt dat niet alleen het operationeel regelen met kaizen aan het/elk team is toebedeeld (zelfsturend team), maar ook reg. by design (min of meer synoniem te zien aan innoveren) binnen kaders aan het team wordt gedelegeerd; zelfinnovererend team dan maar?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2024 De Organisatiefilosoof

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑