‘Organisatiefilosoof, dat klinkt interessant. Maar wat doe je dan precies?’

Deze vraag krijg ik vaak als ik vertel dat ik me organisatiefilosoof noem, en meestal mompel ik dan zoiets als dat ik dat zelf ook niet precies weet. Ik ben het nog een beetje aan het ontdekken. Wat ook waar is, want voor het beroep van organisatiefilosoof bestaat er geen functieomschrijving. Maar door het te doen, en erover na te denken, ontstaat er bij mij wel een steeds helderder beeld van de functie en de waarde van organisatiefilosofie (en van de organisatiefilosoof).

Dat beeld ziet er ongeveer zo uit:

Wat ik feitelijk doe, is in gesprek gaan met mensen in organisaties. Tijdens dat gesprek probeer ik vooral scherp te zijn op de woorden die mensen gebruiken en wat die voor hen betekenen. Ik vraag door: ‘Je zegt zus en zo, wat bedoel je daar precies mee?’ Op die manier probeer ik de dilemma’s boven tafel te krijgen waarmee mensen worstelen in hun werk.  

Afwegingen maken

Wie in een organisatie werkt, moet namelijk voortdurend afwegingen maken. Je wil bijvoorbeeld de cliënt of klant zo goed mogelijk van dienst zijn, want die staat tenslotte centraal, maar je moet ook op de kosten letten. Je werkt natuurlijk vanuit de bedoeling, maar je wil ook opkomen voor de belangen van de afdeling waar je werkt. Je zoekt voor jezelf een leuke, uitdagende baan, maar wil ook een bijdrage leveren aan een betere wereld.

Wat deze afwegingen zo lastig maakt, is dat er geen beste keuze bestaat. Het zijn dan ook heuse dilemma’s, dat wil zeggen een keuze tussen twee onaantrekkelijke (of aantrekkelijke) alternatieven (wikipedia). Die alternatieven moet je voortdurend tegen elkaar afwegen, waarbij er vaak geen perfecte oplossing bestaat. Letterlijk: wat weegt in deze situatie het zwaarst? Dat maakt werken soms ook zo zwaar (en zo interessant).

Het gevoel tekort te schieten

Het probleem is alleen dat die dilemma’s in organisaties vaak niet worden erkend. Er wordt gedaan alsof werken vanuit de bedoeling altijd beter is dan opkomen voor de belangen van de afdeling of je collega’s. En dat de cliënt altijd voorop moet staan, is natuurlijk ook vanzelfsprekend. Dit leidt bij veel werknemers tot een chronisch gevoel tekort te schieten, het gevoel niet te kunnen voldoen aan de norm, en daarmee tot veel werkstress en ongemak.

Als organisatiefilosoof probeer ik dan ook het gesprek te voeren over de dilemma’s die mensen ervaren in hun dagelijkse werk. Dat is niet eenvoudig, want veel van die dilemma’s zijn niet of slechts gedeeltelijk uitgesproken, bijvoorbeeld omdat ze als niet-wenselijk worden gezien of ervaren. Het vraagt bijvoorbeeld tegenwoordig enige moed om hardop te zeggen dat je werkt om je brood te verdienen, en niet vanwege een of andere ‘bedoeling’ of hoger doel. Soms zijn mensen zich niet eens bewust van het dilemma, en vinden ze het vanzelfsprekend dat de cliënt centraal staat, zonder zich bewust te zijn van de consequenties (de nadelen) daarvan.

Onder water

Hierdoor gaan veel sociaal onwenselijk geachte of gedachte keuzes onder water, en belasten ze de mensen die ze desondanks maken met een schuldgevoel. Die dilemma’s komen echter vaak boven drijven door te letten op de woorden die mensen gebruiken wanneer zij praten over hun werk en daarop door te vragen. ‘Wat betekent het als je zegt dat de cliënt centraal staat?’ 

Een filosofisch gesprek over de dilemma’s in het werk van de deelnemers kan dan het volgende bewerkstelligen:

  • Erkenning dat het dilemma’s zijn (en dat er dus niet één beste keuze is – elk voordeel heb z’n nadeel);
  • De sociaal (on)-wenselijk geachte en gedachte keuzes komen zoveel als mogelijk boven tafel (en die mogen er zijn);
  • Het waarom van bepaalde keuzes wordt bespreekbaar gemaakt en de deelnemers kunnen elkaar daar tekst en uitleg bij geven (zonder te oordelen – bij een dilemma is er geen goed of fout);

Hierdoor kan er een open cultuur ontstaan waarin mensen hun dilemma’s met elkaar bespreken en zich niet of minder schuldig voelen als ze een keuze maken waarvan ze denken dat anderen (of zijzelf) die niet wenselijk achten. Ze kiezen in de praktijk bewuster voor een van de twee onaantrekkelijke opties en kunnen beter verwoorden waarom ze dat doen. Zonder schuldgevoel, want perfect krijg je het nooit.

Tijd en aandacht

Dat is althans de theorie. In de praktijk loopt elk gesprek anders en heb ik slechts beperkt invloed op wat er tijdens het gesprek ontstaat. Als organisatiefilosoof beschik ik niet over een magische formule waarmee ik mensen bewust kan maken van de dilemma’s in hun werk en hoe ze daarmee om kunnen gaan.

Maar het helpt om met elkaar de tijd te nemen om met aandacht te kijken naar de dagelijkse dilemma’s in het werk, zo heb ik inmiddels ervaren in de gesprekken die ik heb mogen begeleiden. Tijd en aandacht die vaak ontbreekt in de hectiek van alledag. Daar even uit te stappen is vaak al heel waardevol (en wordt als waardevol ervaren). Als ik daar als organisatiefilosoof een rol in kan vervullen, dan doe ik dat graag.

>>>> Lees meer over de Organisatiefilosoof in het gelijknamige boek

>>>> Zelf organisatiefilosoof worden? Schrijf je in voor de Leergang Organisatiefilosofie.