Ik ben inmiddels in de derde week van mijn tour. Tijd om een eerste balans op te maken. Wat valt me op? Waar gaan de gesprekken over? De eerste indrukken.

Van Terneuzen tot Groningen, en van Alkmaar tot Lattrop-Breklenkamp: van heide en verre bereiken mij uitnodigingen om eens langs te komen en met mensen in organisaties in gesprek te gaan. Dat is soms vermoeiend (vooral omdat ik alles met OV probeer te doen), maar ook heel leuk en interessant. Ik kom allemaal bevlogen mensen tegen, en hun verhalen zijn al even bijzonder als boeiend.

Zouden we vaker moeten doen

Het eerste wat mij opvalt is het enthousiasme waarmee mensen met wie ik in gesprek ga terugkijken op dat gesprek. ‘Goh,’ zeggen ze dan, ‘dat zouden we eigenlijk vaker moeten doen. Gewoon zo zonder agenda met elkaar in gesprek gaan over de dingen die ertoe doen.’ Dat is natuurlijk een fijn compliment om te horen, maar het geeft ook te denken. Want waarom heeft men dit soort gesprekken niet vaker.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik eigenlijk niet zo heel veel doe. Ja, ik kom op bezoek, en dat is natuurlijk al een interventie op zich. Verder probeer het gesprek uit de bekende patronen te houden waar we in organisaties normaal vaak in zitten. Zoals het voorstelrondje. Wat weet ik van iemand als zij of hij zich heeft voorgesteld met haar naam en functie? Of, wat ook regelmatig gebeurt, is dat degene die mij heeft uitgenodigd mij vooraf graag even wil uitleggen wie er aan tafel zitten en wat er allemaal speelt in de organisatie.

Daar bedank ik dan vriendelijk voor. Niet omdat ik niet geïnteresseerd ben in de mensen met wie ik aan tafel zit, maar omdat ik denk dat het mij niet helpt om het goede gesprek te voeren. Daarvoor wil ik zo onbevangen mogelijk aan tafel zitten. Want dat helpt mij om dingen waar te nemen waar men in de organisatie al lang geen oog meer voor heeft. Soms gebruik ik een beetje magie, vooral om uit het resultaatgerichte patroon te komen van de vergadering en ervoor te zorgen dat iedereen aan het woord komt. Zo spannend is het allemaal niet, maar het helpt dus. Ik hoor achteraf tenminste dat er dingen op tafel komen die normaal niet worden gezegd en gedeeld. Hooguit bij de koffieautomaat. Nou maar hopen dat ze dat vaker gaan doen, ook als de organisatiefilosoof niet in de buurt is.

De taal die vervreemdt

Het tweede dat ik wel wist, maar wat me toch iedere keer toch weer opvalt, is het vele gebruik van jargon en afkortingen in organisaties. Zo kwam ik bijvoorbeeld de term ‘functiefit’ tegen, als aanduiding voor medewerkers die dat kennelijk in de ogen van hun manager niet (meer) zijn, ‘kinderen met een rugzakje’ als het over kinderen gaat in het passend onderwijs, en ‘boventallig’ als medewerkers niet meer nodig zijn. Ook jeukwoorden en -uitdrukkingen als ‘downsizen’, ‘alle neuzen dezelfde kant op’, ‘empoweren’ en ‘commitment’ zijn gemeengoed geworden, zowel in profit als in not-for-profit organisaties.

Elke organisatie en elke groep in die organisatie heeft zo zijn eigen voorkeurstermen, zo lijkt het, want ja, dat praat wel zo makkelijk. Ik stel me dan altijd maar een beetje blond op en vraag iedere keer weer wat het betekent, ook als ik wel een idee heb. Want het gebruik van dergelijke termen en afkortingen is weliswaar heel handig, maar het vervreemdt ook. Je zou bijna vergeten dat je het nog steeds over mensen hebt. Ik weet wel dat de mensen die deze termen gebruiken dat ook wel weten, maar het is toch goed om je daar voortdurend bewust van te zijn: het zijn mensen net als jij en ik.

Het systeem, dat zijn wij

Organisaties die aan hun vierde reorganisatie in drie jaar tijd beginnen; organisaties waar de werkdruk zo hoog oploopt dat mensen massaal uitvallen en het ziekteverzuim boven de tien procent stijgt; organisaties waar medewerkers tegen heug en meug taken moeten verrichten waarvoor ze zijn aangenomen noch voor zijn opgeleid; managers die aan hun medewerkers moeten uitleggen wat ze ‘nu weer hebben verzonnen’ daar bovenin de top; managers die medewerkers moeten motiveren die al lang zijn afgehaakt. Je kunt wel zeggen dat organisaties een vat van problemen en gedoe zijn, vooral voor managers die denken dat het hun taak is om alles in goede banen te leiden. Wat doen we elkaar toch aan, zou je je zo vanaf een afstandje kunnen afvragen.

En toch kom ik eigenlijk alleen maar bevlogen en betrokken mensen (en managers) tegen, die het goed voor hebben met de wereld en met ‘hun’ mensen. Die proberen er wat van te maken, ook als het ‘systeem’ niet meewerkt of zelfs tegenwerkt. Aan de andere kant: het systeem, dat zijn wij. Je zit niet in de file, je bént de file. En door elke keer maar weer in die auto (het systeem) te stappen, draag je bij aan het in stand houden ervan.

Daarom probeer ik de managers die ik ontmoet moed in te spreken. Moed om niet altijd en alleen maar mee te gaan in wat zij denken dat er van hun verwacht wordt. En om eens anders te denken, anders te kijken en anders te praten over de organisatieproblemen die zij op hun bordje geschoven krijgen. En vooral: niet te denken voor anderen. Misschien helpt het, een beetje.

Wil je dat de organisatiefilosoof ook bij jou langskomt?

Dat kan nog. De tour van de organisatiefilosoof is verlengd tot 31 januari 2020. Dus heb je binnenkort een bijeenkomst waar je de organisatiefilosoof goed kunt gebruiken; nodig mij dan uit. De prijs is het boek ‘De Organisatiefilosoof’ per deelnemer plus reiskosten.

Of bestel het boek voor onder de kerstboom

Je kikkert er gegarandeerd van op. Al was het maar omdat je je weer even realiseert dat het niet nodig is, om de lat voor jezelf steeds zo hoog te leggen. Dat het de kunst is om een balans te vinden tussen wat belangrijk is, wat nodig is, wat leuk is, wat gewoon is…

Bestel het boek bij managementboek.nl

Dit artikel verscheen in licht gewijzigde vorm eerder op managementsite.nl