Wel of geen promotieonderzoek doen, that’s the question. Om vier of meer jaar intensief met een onderwerp bezig te zijn, moet je toch wel intrinsiek gemotiveerd zijn. Althans, dat zou je denken. Maar weten we eigenlijk wel waarom we doen wat we doen?
Naar aanleiding van mijn vorige blog werd ik benaderd door een jonge man van 28 die overwoog een promotieonderzoek te gaan doen. Hij werkt momenteel bij een overheidsorganisatie en heeft bij zijn werkgever bedongen dat hij vier jaar lang een dag in de week vrijgesteld wordt voor het doen van een promotieonderzoek (wow, dacht ik, doe mij ook zo’n werkgever!). Maar, zo vroeg hij zich af: ga ik dat wel redden in die tijd? Hij was bang dat hij halverwege het traject de handdoek in de ring zou moeten gooien en dat dan alles (alle opoffering, stress, het verwaarlozen van zijn sociale leven…) voor niets zou zijn geweest.
Een leuke vraag. Ik stemde ermee in om daar met hem via zoom over van gedachten te wisselen.
Waarom doen we wat we doen?
De vraag die je jezelf natuurlijk eerst moet stellen, en die ik hem ook stelde, is: waarom wil je het zo graag? Is het voor het papiertje en de titel ‘dr’ voor je naam? Of ben je intrinsiek gemotiveerd om je vier of meer jaren helemaal onder te dompelen in een onderwerp? Intrinsieke motivatie werkt tenslotte beter en langer dan extrinsieke, zo zeggen de psychologie- en managementboekjes.
Is dat zo? Zal ik het, als filosoof, toch wat ingewikkelder maken? De vraag is namelijk of wij wel (kunnen) weten waarom we de dingen doen die we doen. Het is misschien wel leuk om daar twee filosofen bij te halen die ik ook gebruik in mijn proefschrift: Nietzsche en Deleuze.
Ga ik naar het café, of blijf ik thuis?
Om met de laatste te beginnen: tijdens een van de laatste jaren dat hij lesgaf aan de universiteit van Vincennes – St. Denis besprak Deleuze met zijn studenten een voorbeeld van een keuzesituatie die hij ontleende aan Leibniz[i]. Deleuze was groot fan van Leibniz, en aan het einde van zijn leven schreef hij nog een mooi boekje over de Duitse filosoof onder de titel The Fold (De Vouw). De situatie die Deleuze bespreekt met zijn studenten is de volgende:
Stel, je moet een keuze maken. Bijvoorbeeld: ga ik naar het café om met mijn vrienden wat te drinken, of blijf ik thuis en werk ik nog wat aan deze tekst? Wat we meestal doen met dergelijke keuzes, zegt Deleuze, is dat we ze objectiveren en presenteren als twee gewichten op een weegschaal. Wat weegt zwaarder? Maar, zegt Deleuze, dit is een totale versimpeling van de werkelijkheid.
Want terwijl ik over de situatie nadenk, komen er allerlei gedachten, gevoelens, voorstellingen en indrukken bij mij naar boven: de geur van het café, mijn gevoelens voor dat ene leuke meisje (zou zij er ook zijn?), de smaak van bier, de geanimeerde gesprekken met vrienden, de lach… Al deze ‘kleine percepties en kleine neigingen’ (‘petites perceptions et petites inclinations’) gaan door mijn ziel terwijl ik nadenk (en ‘na-voel’) over deze keuze. En aan de andere kant zijn er de duizenden kleine voorstellingen en neigingen die horen bij het thuisblijven en werken aan deze tekst: het vooruitzicht dat de tekst eindelijk af is, de rust van lekker thuis achter de computer zitten en te werken, het geluid van het toetsenbord, de geur en smaak van het kopje koffie dat ik voor mezelf heb gemaakt… Met andere woorden: elke keuze is een complex van duizenden minuscule voorstellingen, neigingen, verwachtingen en meer waar de ziel zich omheen vouwt: ‘Délibéré, c’est de quell coté est ce que je vais plier mon âme. De quell coté?’
Tijd maakt het verschil
Maar daarmee zijn we er nog niet. Want stel je voor dat ik de keuze maak om thuis te blijven en aan dit stuk te werken. Na een tijdje, als het werk niet echt vordert, denk ik aan mijn vrienden en hoe leuk ze het wel niet hebben. Dan ontstaat er opnieuw dezelfde situatie: ga ik naar het café, of blijf ik toch liever thuis? Althans, het lijkt dezelfde situatie, maar dat is het natuurlijk niet. Ondertussen schrijdt de tijd namelijk voort. Zelfs tijdens de eerste beraadslagingen veranderen de twee opties omdat er voortdurend nieuwe percepties en neigingen door mijn hoofd en lijf schieten. Dus A, ga ik naar het café, wordt A’, en B, blijf ik thuis, wordt B’. De tijd creëert een verschil. En niet alleen dat: ook ik word een andere persoon terwijl ik nadenk over de keuze. Mijn ziel vouwt en ontvouwt zich voortdurend rond de verschillende kleine percepties en neigingen, waardoor het zelf voortdurend verandert en ik word wie ik ben.
Met andere woorden: een keuze is nooit helder en onderscheidend. Er zijn altijd heel veel aspecten die allemaal mijn aandacht vragen, en die ook nog eens voortdurend veranderen. En dit houdt nooit op, want na de keuze om een PhD te gaan doen komen er voortdurend nieuwe keuzes op mijn pad: welk onderwerp zal ik kiezen? Bij wie zal ik promoveren? Welke professor, welke universiteit, welke vakgroep? En als het werk niet vordert, denk ik: waarom ben ik er ooit mee begonnen? Zal ik maar stoppen? Het houdt nooit op. En ondertussen word je voortdurend iemand anders dan wie je was.
Speelbal van onze driften
Wij zijn in die zin een speelbal van alle percepties en neigingen die door onze ziel gaan. Maar gelukkig hebben we ons intellect dat de regie pakt. Toch?
Naast door Leibniz was Deleuze ook sterk beïnvloed door Nietzsche en zijn perspectivisme. Als het over de regierol van ons intellect gaat, heeft Nietzsche een ontnuchterende boodschap voor ons, die hij in Morgenroodbeschrijft met een kleine belevenis:
“Gesteld dat we op een dag merken dat iemand op de markt om ons lacht als wij voorbijkomen: naargelang deze of gene drift (‘Trieb’) in ons juist op haar hoogtepunt is, zal deze gebeurtenis dit of dat voor ons betekenen, – en ook naargelang het soort mens dat wij zijn, is het een heel verschillende gebeurtenis. De een aanvaardt het als een regendruppel, de ander schudt het van zich af als een insect, de een laat het op ruzie aankomen, de ander onderzoekt zijn kleren of die misschien aanleiding tot lachen geven, de een denkt als gevolg ervan na over het belachelijke als zodanig, de ander voelt zich er wel bij, ongewild een straaltje te hebben bijgedragen aan de vrolijkheid en zonneschijn in de wereld – en in elk van de gevallen beleeft één drift er haar bevrediging aan, of het nu die van de ergernis, de strijdlust, het nadenken of de weldadigheid is. Deze drift grijpt de gebeurlijkheid aan als haar prooi: waarom juist zij? Omdat zij dorstig en hongerend op de loer lag.’ (Morgenrood, §119[ii]).
Wat Nietzsche hiermee maar wil zeggen, is dat we nauwelijks weet hebben door welke driften we worden gedreven. Ons gedrag wordt gestuurd door de vele driften die door eenieder van ons heen stromen en die in een continue strijd verwikkeld zijn. En hoewel we denken dat onze geest deze driften wel onder controle kan houden, ziet Nietzsche in ons intellect slechts “het blinde werktuig van een andere drift, die een rivaal is van die welke ons door haar heftigheid kwelt” (Ibid, §109).
Het avontuur aangaan
Dat betekent volgens mij dat wanneer je voor een belangrijke keuze staat je daar heel lang over na kunt denken, maar dat je uiteindelijk het avontuur maar gewoon aan moet gaan en moet kijken wat er gebeurt. Niemand kan in de toekomst kijken, en niemand weet dus wat een bepaalde keuze voor effect heeft op de omgeving en op wie we worden doordat onze ziel zich om deze keuze vouwt.
Toen ik begon aan mijn PhD had ik nooit kunnen bevroeden dat ik het zo leuk zou vinden, maar ook niet dat een pandemie het openbare leven zo goed als platlegde waardoor ik meer tijd kreeg voor mijn proefschrift. Het enige waar je misschien enige invloed op hebt, is dat je de omstandigheden zo organiseert dat de kans van slagen groter wordt. Bijvoorbeeld door financieel iets te regelen, of door afspraken te maken met je werkgever en partner. Maar ook daarvan weet je niet hoe het uitpakt, noch wat er zou zijn gebeurd als je dat niet had gedaan. Over dat laatste heb ik ook nog wel een aardig verhaaltje, maar dat bewaar ik voor een volgende keer.
PS: Uit de titel van deze blog-serie leidden sommige van mijn vrienden af dat ik al gepromoveerd zou zijn (en dat ik ze had gepasseerd voor de promotieplechtigheid 🙁 ). Dat is niet zo. Deze week had ik nog een afspraak met mijn promotoren en gezamenlijk hebben we geconcludeerd dat ik nog een slagje kan maken. Dus de uitnodiging volgt nog, waarschijnlijk in het najaar. En ondertussen schrijf ik vrolijk verder aan deze blog (want waarom zou je wachten tot het eind als je het ook nu al kunt doen?)
Ik deed een PhD… en dit heb ik ervan geleerd: de serie
‘Ik deed een PhD… en dit heb ik ervan geleerd’ is een tweewekelijkse serie blogs en artikelen waarin ik de lessen van mijn promotieonderzoek (zowel het proces, de inhoud als een mogelijk vervolg) deel. Je kunt ze volgen door je te abonneren op de nieuwsbrief van de organisatiefilosoof of deze LinkedIn-nieuwsbrief. Delen wordt zeer gewaardeerd. Mocht je zelf overwegen een promotieonderzoek te gaan doen en heb je vragen: je kunt me altijd benaderen via ben@organisatiefilosoof.nl.
Deze blog verscheen eerder op LinkedIn.
[i] Deleuze, G. (1987). Sur Leibniz. Les principes et la liberté. Cours Vincennes – St. Dennis. La Taverne. Cours du 24/02/1987. www.webdeleuze.com/textes/139
[ii] Nietzsche, F., (2011). Morgenrood. Gedachten over de morele vooroordelen. Vertaling: Pé Hawinkels. Amsterdam: De Arbeiderspers. (Origineel werk uit 1881)
Erg interessant verhaal om te lezen, en direct zo toepasselijk. Waarom is de perceptie van een klant niet constant? Daar lijk je het antwoord op gegeven te hebben met beide voorbeelden.
Dank!