Als organisatiefilosoof speel ik met taal, en met de verwachtingen die mensen van me hebben. En elk spel draagt het risico van ontsporing met zich mee.

Vanaf half november tot en met half maart (toen de Corona toesloeg) was ik ‘on tour’ als organisatiefilosoof. Mensen konden mijn nieuwe boek De Organisatiefilosoof bestellen en dan kwam ik langs. Na afloop heb ik met een aantal simpele vragen opgehaald hoe men de aanwezigheid van de organisatiefilosoof heeft ervaren. Een verslag.

Het begon allemaal op mijn verjaardag. In een nogal frisse kas (met de jas aan) van de Hogeschool Utrecht hadden zich zo’n 35 docenten en onderwijsvernieuwers verzameld om met elkaar van gedachten te wisselen over onderwijs.

Althans, dat was de bedoeling

Maar in de rol van organisatiefilosoof houd ik me zelden aan wat men (de organisatie) vooraf heeft bedacht wat de bedoeling van het gesprek moet zijn, en probeer ik ruimte te creëren voor wat zich aandient. Bijvoorbeeld door de simpele vraag te stellen: waar willen jullie het over hebben? Op die manier hoop ik dat er dingen op tafel komen die ook gezegd willen worden, maar daar vaak de kans niet voor krijgen omdat dat ‘niet de bedoeling’ is. Met alle goede bedoelingen ( 🙂 ) proberen we in organisaties het gesprek te sturen, te reguleren, in goede banen te leiden, en elkaar te verleiden om het ongezegde vooral ongezegd te laten.

Dat waarover niet gesproken wordt

Ook ik werd vaak verleid om te doen wat er van mij verwacht werd. Dan werd ik vooraf aan mijn komst gemaild of gebeld met de vraag wat men van mijn komst kon verwachten. Of men wilde mij graag vooraf even briefen over wat er speelde in de organisatie, en wie er in de zaal zouden zitten. Daar bedankte ik dan vriendelijk voor, met als argument dat ik liever niet te veel (voor)-kennis wilde hebben zodat ik zo onbevangen mogelijk het gesprek kon aangaan. Het interessante was dat dit patroon zich herhaalde tijdens het gesprek. Vaak was er wel iemand die voorstelde om eerst even een voorstelrondje te doen, of mij vroeg iets over mezelf en mijn boek te vertellen. Daar ging ik dan niet echt op in, bijvoorbeeld door de wedervraag te stellen: wat wil je van me weten? Dat leidde soms tot nogal ongemakkelijke situaties, wat ik op zich niet erg vind, omdat dat ongemak soms tot nieuwe inzichten kan leiden. Dit is overigens wel een dunne lijn, heb ik gemerkt. In één sessie haakte een van de deelnemers hierop af, wat natuurlijk ook wel weer interessant is en leerzaam bovendien.

Het boek als tovermiddel

Dat ongemak kwam ook terug in de reflectie achteraf van Sander Toby op het gesprek aan de Hogeschool Utrecht. Hij schrijft daarover:

‘Wat ik goed vond was dat je het gesprek als uitgangspunt nam en dus niet de docenten of expertrol aannam. Dit werkte in het begin even vervreemdend, volgens mij moesten een aantal mensen best even wennen. Maar het leverde al heel snel de gesprekken op die dichtbij waren. Het boek als ‘tovermiddel’ werkte daarbij heel goed.’

Het boek als tovermiddel is een magische ingreep die ik soms doe, en die ik geleerd heb van Sandra van Kolfschoten, onderwijskunstenaar. Ik ga hem hier niet uitleggen, want dan gaat de magie ervan af, maar het komt erop neer dat ik mensen vraag om eens op een heel andere manier (magisch in plaats van rationeel) naar hun vraagstuk te kijken. Welke nieuwe inzichten levert dat op? Het blijkt in elk geval dat het gesprek er vaak een hele andere wending door krijgt, en dat mensen soms, geheel onverwacht (magisch) een verrassend antwoord krijgen op hun vraag.

Spelen met taal

Dat is het ook, denk ik, wat ik probeer te doen, als organisatiefilosoof: spelen met taal. Met woorden en denkbeelden. En dan wel in de goede zin van het woord ‘spelen’.

Bestel het boek De Organisatiefilosoof hier >>>

Zoals Arnon Grunberg het dit weekend mooi verwoordde in een essay in de Volkskrant: spelen is ‘bewust een versie van jezelf zijn zonder daarmee volledig samen te vallen’. En ook: ‘elk spel draagt het risico van de ontsporing in zich.’ Het is de kunst om ‘die grensoverschrijdingen vorm te geven zonder al te veel schade aan te richten.’ En ‘soms gaat dat mis.’

Ja, dat heb ik ook gemerkt

Met Marijne Vos werk ik momenteel aan een speelboek voor adviseurs. Kunnen we in organisatie weer meer gaan spelen, dat wil zeggen andere versies van onszelf laten zien en een andere versie van de (organisatie)-werkelijkheid creëren? Ik denk dat dat hard nodig is, omdat we vastlopen in de werkelijkheid van de kengetallen, continu verbeteren, de systemen en beheersbaarheid. De afgelopen periode heeft laten zien dat het anders kan, en dat de wereld gewoon doordraait. Dat betekent wel dat we meer ruimte moeten creëren in organisaties, vooral ruimte voor de dilemma’s die er altijd zijn.

Het dilemma van de ic-capaciteit

Om een actueel voorbeeld te geven: de ic-capaciteit in Nederland. Jarenlang hebben we de zorg zo efficiënt mogelijk ingericht, met een, blijkt nu, te krappe ic-capaciteit. Nu gaan er stemmen op om ruimer te plannen, en meer ic-bedden beschikbaar te hebben voor een eventuele volgende pandemie. Daar is zeker wat voor te zeggen. Maar, en dat is de andere kant van het verhaal: dat kost geld. De consequentie is dus dat de zorg duurder wordt en dat de zorgpremie omhooggaat. Dat kan, dat is een keuze. Maar zou je dat zorggeld niet beter kunnen besteden aan bijvoorbeeld preventie dan aan bedden die wellicht nooit gebruikt zullen worden?

‘Met Ben Kuiken, de organisatiefilosoof, haal je het gesprek over dilemma’s die dicht bij de professionals staan binnen in je organisatie.’

Sander Toby, Hogeschool Utrecht

Dat is dus een heus dilemma, waarbij er geen juiste keuze te maken is. Je zult een afweging moeten maken tussen twee kwaden, en dat kan alleen als we daar (als maatschappij) een open gesprek over kunnen hebben. En dat is lastig, omdat de posities al ingenomen zijn, en ieder zo zijn of haar voorkeuren en belangen heeft.

On-op-los-baarheid

Hebben we, in onze maakbare organisaties, nog ruimte voor dilemma’s, voor het grijze gebied? Hebben we nog ruimte voor de wezenlijke on-op-losbaarheid van veel problemen? En kunnen we daar het gesprek over voeren, zonder te vervallen in gemakkelijke oplossingen of de macht van de sterkste?

Daar hoop ik in elk geval een bijdrage aan te leren, in de rol van organisatiefilosoof, die, al spelend, een versie van de organisatie boven tafel probeert te toveren die er ook mag zijn. En die misschien wel veel interessanter is dan de huidige, eendimensionale versie.

Interesse in Het Goede Gesprek? Meer informatie vind je hier >>>

Ps: het goede gesprek kan prima op 1,5 meter afstand!

Geïnteresseerd in Organisatiefilosofie? In het najaar organiseer ik samen met Jorrit Stevens de Leergang Organisatiefilosofie. Meer informatie vind je hier >>>

Dit artikel verscheen eerder op benkuiken.nl