Als er één vraag is waar filosofen vaak over bevraagd worden, dan is het wel de vraag naar de zin van het leven. Alsof filosofen een speciaal lijntje hebben met een hogere instantie die de zin-bewijzen uitdeelt. Helaas (of gelukkig) hebben we dat niet, en zijn filosofen ook soms gewoon net mensen.

En net als alle andere mensen hebben ook filosofen behoefte aan zin. Aan het idee dat het ertoe doet, wat je met je leven doet. Dat je leven zin-vol is. Dat je een bijdrage levert aan een betere wereld voor je kinderen of achterkleinkinderen, bijvoorbeeld. Of het raadsel van het leven oplost, boeken schrijft, heel veel geld verdient of juist voor een mager salaris in het onderwijs of de zorg werkt.

Je bed uitkomen

Die vraag naar de zin van het leven, stelde de helaas veel te vroeg overleden filosoof des vaderlands René Gude, moet je namelijk op een of andere manier wel zien te beantwoorden. Anders kun je eigenlijk niet goed aan een onderneming beginnen, een gezin, of een carrière. Want als het allemaal toch geen zin heeft, waarom zou je dan überhaupt je bed uit komen?

Tot voor kort boden kerk en staat voor veel mensen deze zin. Het geloof in een hiernamaals dat alleen te bereiken is door in dit leven goed te doen, geeft betekenis aan dat leven, net als strijden voor volk en vaderland op het slagveld. Maar God is dood, schreef de Duitse filosoof Nietzsche, en de Staat bleek ook al geen al te betrouwbare partner. Daarvoor in de plaats is een verhaal gekomen over geld, economische groei en nuttigheid, maar dat biedt nauwelijks soelaas. Als je als een human resource wordt behandeld en wordt ingeruild als je niet productief meer bent, dan kan zomaar het idee postvatten dat je leven eigenlijk geen zin (meer) heeft.

Gemeenschaps-zin

Daarom hield Gude een hartstochtelijk pleidooi om het zin maken weer ambachtelijk ter hand te nemen. Als het leven geen zin heeft, dan moet je het zelf maar maken. Hoe? Bijvoorbeeld door elkaar verhalen te vertellen over dingen die het leven zin geven, die van betekenis en waardevol voor ons zijn. Verhalen over solidariteit en gemeenschaps-zin, empathie en zorgen voor elkaar. Over hoe we zo gezamenlijk een toekomst kunnen bouwen voor onszelf, onze kinderen en kleinkinderen.

Die verhalen zijn er volop, als je de Britse schrijver en partijideoloog van Labour George Monbiot mag geloven. Uit de puinhopen van het neoliberalisme schieten de kleine initiatieven van gemeenschapszin als paddestoelen uit de grond. ‘Zij vormen de vruchtbare bodem waaruit andere dingen kunnen groeien’, zegt hij in de Volkskrant Een mooie droom; ik heb zin om daaraan mee te bouwen.